Zoeken op Kenniswijzer

Een vreemdeling die een ernstig strafbaar feit heeft begaan, loopt niet alleen de kans op intrekking van zijn verblijfstitel maar kan door de minister ook nog eens ongewenst worden verklaard voor de duur van een periode van vijf of tien jaar. Gedurende die tijd kan hij niet meer terugkeren naar Nederland en ook geen verzoek tot toelating meer doen. De ongewenst verklaarde vreemdeling die desondanks in Nederland wordt aangetroffen, maakt zich schuldig aan een strafbaar feit, waarvoor hij kan worden gedagvaard. De zaak dient bij de politierechter. Voor deze strafzaak kan, met inachtneming natuurlijk van alle overige criteria, afzonderlijk worden toegevoegd (straf). Er is dus nooit sprake van bereik met eventuele vreemdelingenrechtelijke zaken.

Met onherroepelijk bedoelen we dat er géén lopende procedures meer zijn in beroep of hoger beroep. Maar óók dat de termijn voor het indienen van beroep of hoger beroep is verstreken.

Na de toestemming en ontslagvergunning van UWV kan een ontslag onredelijk uitpakken omdat sprake is van “ernstig verwijtbaar handelen of nalaten werkgever” (artikel 7:682 BW). De procedure bij de rechtbank is bedoeld om hetzij de arbeidsovereenkomst te herstellen, hetzij de billijke vergoeding toe te kennen.

Er wordt in Nederland onderscheid gemaakt tussen openbare en bijzondere scholen. Bijzondere scholen geven les op basis van godsdienst, levensovertuiging of een visie op het onderwijs. De lessen op een openbare school zijn niet op basis van een godsdienst of levensovertuiging.

Voorbeelden bijzonder onderwijs:

• Algemeen bijzonder;
• Hindoe;
• Islamitisch;
• Protestants-christelijk;
• Reformatorisch;
• Rooms-katholiek;
• Montessorischolen;
• Daltonscholen;
• Jenaplanscholen;
• MBO, bijvoorbeeld ROC

Een confrontatie waarbij de getuige uit een aantal op een rij opgestelde personen degene moet aanwijzen die volgens hem bij het misdrijf aanwezig is geweest.

Met ingang van 1 maart 2009 zijn ouders van minderjarige kinderen verplicht om bij echtscheiding een ouderschapsplan op te stellen. In een ouderschapsplan moeten in ieder geval afspraken gemaakt worden over:

• de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zorgverdeling);
• de kinderalimentatie;
• de omgangsregeling;
• de informatie-uitwisseling over belangrijke aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de minderjarige kinderen.

De EU schrijft voor dat bij een verzoek om overlevering in beide betrokken lidstaten rechtsbijstand wordt verleend. In overleg met het ministerie van Justitie en Veiligheid is gekozen voor code Z250, omdat de aard van de werkzaamheden anders is dan voor de overleveringsprocedure zelf.

Prejudiciële vragen worden ingediend bij de Hoge Raad door de griffier van het gerecht waar de hoofdzaak dient. De procedure verloopt in grote lijnen als een gewone cassatieprocedure.

Als de prejudiciële vragen in behandeling worden genomen, wordt aan partijen een termijn verleend van 6 weken voor het indienen van schriftelijke opmerkingen. De advocaat moet hiervoor zijn ingeschreven bij de Hoge Raad. De Hoge Raad neemt een beslissing, waarna de zaak weer verdergaat bij het gerecht dat de prejudiciële vraag heeft gesteld.

De prejudiciële vragen kunnen ook NIET worden behandeld door de Hoge Raad, als de vraag van onvoldoende gewicht is om beantwoording te rechtvaardigen. Of omdat de vraag zich niet leent voor prejudiciële beantwoording.

Een bevel tot gevangenhouding kan door de raadkamer van de rechtbank tot twee maal toe worden verlengd. Dat mag in totaal nooit meer dan 90 dagen zijn. Wanneer na 90 dagen het onderzoek nog niet is voltooid, moet de zaak pro forma bij de rechtbank worden aangebracht om de gevangenhouding voort te zetten.

De raadsman en de verdachte hoeven niet te verschijnen. Als de verdachte ter zitting aanwezig wil zijn, zal de raadsman in het algemeen mee komen. Er vindt geen inhoudelijke behandeling plaats.’

Het recht op vrije advocaatkeuze vormt in het kader van de gesubsidieerde rechtsbijstand geen absoluut recht. Aan dit recht mogen beperkingen worden gesteld zolang het recht op verdediging effectief is. Zie in dit verband de uitspraak van de Afdeling van 20 november 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:2007). Daarin wordt overwogen dat de onderhavige beperking niet in strijd is met artikel 6 van het EVRM. Rechtzoekende had zich bij kunnen laten staan door een bij de Raad met de benodigde specialisatie ingeschreven advocaat.