Geen toevoeging bij een beroep tegen de afwijzing van een verzoek om kwijtschelding van studieschuld
Registratienummer |
201302005/1/A2
|
---|---|
Hoger beroep tegen |
12/9978
|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Sociale voorzieningen
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Rechtzoekende
|
Uitspraak |
Hoger beroep ongegrond
|
Essentie
Rechtzoekende heeft een toevoeging aangevraagd voor het instellen van beroep tegen de afwijzing van een verzoek om kwijtschelding van studieschuld.
De rechtbank oordeelde dat de werkzaamheden waarvoor de toevoeging is aangevraagd uitsluitend werkzaamheden als bedoeld in art. 7 Brt zijn, en dus niet voor een toevoeging in aanmerking komen. Dit oordeel heeft rechtzoekende in hoger beroep niet bestreden. De rechtbank heeft de raad terecht gehouden geacht de aanvraag af te wijzen.
Wat rechtzoekende stelt over zijn psychische problemen doet hier niet aan af. Het betoog van rechtzoekende dat hem door de afwijzing in strijd met art. 6 EVRM de toegang tot een onafhankelijke rechter wordt ontzegd, slaagt niet. Art. 7 Brt leidt slechts tot een beperking van de bekostiging van rechtsbijstand in zaken betreffende de kwijtschelding van schulden. Daarvoor is gekozen, omdat voor de belangenbehartiging in dergelijke zaken naar het oordeel van de besluitgever geen juridische deskundigheid vereist is.