Verlenging beslistermijn vervallen
De verlenging van de beslistermijn vervalt voor een groot deel van de asielaanvragen. Het gaat om alle aanvragen voor asiel voor bepaalde tijd vanaf 1 januari 2024. Het afschaffen van de verlengingstermijn is van invloed op zo’n 18.250 lopende zaken.
De Raad van State (RvS) stelde in een verwijzingsuitspraak d.d. 8 november 2023 prejudiciële vragen aan het Europees Hof van Justitie in Luxemburg. Zij wilde van het Hof weten in welke gevallen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op basis van de Europese Procedurerichtlijn, de standaardbeslistermijn voor asielverzoeken van zes maanden mag verlengen met maximaal negen maanden. Het Hof van Justitie concludeerde in een arrest d.d. 8 mei 2025 in antwoord op de vragen van de RvS dat de beslistermijn alleen verlengd mag worden als er sprake is van een plotseling aanzienlijke toename van het aantal asielaanvragen in een korte periode. Dit is sinds 2024 niet aan de orde in Nederland. Naar verwachting zal de RvS zich ook op korte termijn over deze kwestie uitspreken.
In 2023 verlengde het toenmalige kabinet opnieuw de beslistermijn van 6 naar 15 maanden omdat het aantal asielaanvragen bleef toenemen en de IND dat niet aankon. Veel asielzoekers moesten veel langer wachten op een beslissing dan de wettelijke termijn van 6 maanden. De gemiddelde wachttijd voor openstaande asielaanvragen is op dit moment 17 maanden.
Zie ook dit nieuwsbericht van de IND.
Door het overschrijden van de wettelijke beslistermijn liep ook het bedrag aan dwangsommen dat de IND moest betalen fors op. In 2024 betaalde de dienst €36,8 miljoen aan dwangsommen. In de eerste 5 maanden van dit jaar was dat al zo’n €25 miljoen.
De IND wil dat de rechterlijke dwangsommen voor asielaanvragen worden afgeschaft. Dit staat in het op 25 juni 2025 door de dienst gepubliceerde rapport Stand van Uitvoering:
“Het is een van de weinige knoppen waaraan de wetgever op korte termijn kan draaien om de IND te ontlasten. De IND pleit er daarom voor om ook de rechterlijke dwangsom zo snel mogelijk te schrappen, zodat de organisatie zich kan concentreren op haar kerntaak: juist en tijdig beslissen op aanvragen. De aanvrager is hier uiteindelijk ook meer mee geholpen. Een eerdere poging om de rechterlijke dwangsom tijdelijk af te schaffen is gestrand bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Die oordeelde dat de destijds voorgestelde afschaffing in strijd zou zijn met het beginsel van effectieve rechtsbescherming uit EU-recht. Inmiddels blijkt uit diverse jaarverslagen en uitspraken van de Rechtspraak dat de opvatting over de effectiviteit van de rechterlijke dwangsom lijkt te zijn veranderd. Ook zijn er juridische aanknopingspunten die het de moeite waard maken om opnieuw een wetsvoorstel tot een afschaffing van de rechterlijke dwangsom in te dienen.”